In de verte hoor ik de spoorwegovergang rinkelen. Vaag door de schemering zie ik rode lampen aangaan. Ik hoop dat het de trein voor de andere kant is, maar toch zet ik vol goede moed af en trap nog net even sneller. Buiten adem, maar wel op tijd sta ik op het station. Iets wat ongeduldig omdat mijn handen en voeten er bijna vanaf vriezen.
Ik weet een plekje bij het raam te bemachtigen. Mijn favoriet als ik alleen reis. Ik kan uren turen zonder dat het verveelt. Ieder lampje, huisje, elke fietser, elk weiland of elke vogel die ik zie brengen me namelijk terug naar gelukkige momenten. Dan dwaal ik van een jong meisje van 5 bij mama in de hand, af naar een puber van 13 die samen met vriendinnen naar school fietst, of naar mijn 15-jarige ik, die elk weekend op de trein stapte naar Noordwijk. Groot als ik me voelde met in de ene hand mijn koffer en in de andere hand een beker thee. Heerlijk, 1,5 uur in dezelfde trein. Niets moet, naar buiten staren mag. De tijd gaat langzaam en ik geniet van alles om me heen.
Ik vergeet te denken aan de pijnlijke tijden op die leeftijd. Ze zijn slechts geschiedenis en maken het niet mooier. De herinneringen die ik hier nu schrijf, ja, die doen dat wel. Ze maken het leven sprookjesachtiger dan het is en daar geloven we graag in, althans, als ik voor mezelf spreek zeker wel.
Ik zie mezelf wijntjes drinken en dansen tot het ochtend wordt. Om 06:00 opstaan, maar geen kater hebben en genieten van de mooie avond. Lopend naar het werk, waar ik ’s ochtends heerlijk wakker worden kan en daarna een duik neem in bed om vervolgens weer heel wat uren te dansen.
Ik beleef voor een aantal minuten het zorgeloze leven dat ik had op mijn 18e. Ik genoot van het leven en deed bovendien echt alleen waar ik zin in had. Een stage naar het buitenland, zomeravonden lang met vrienden aan het strand, zingen rond de vuur korf en om school maakte ik me alles behalve zorgen.
Ik had bewondering voor de strevers die hoge cijfers wilde halen, voor het gestructureerde leven dat zij op dat moment al leefde, maar ik kon me er niet druk om maken.
Het leven was van mij en zo voelde het elke dag. Ik leefde het leven zoals genoemde levensgenieters dat zouden doen.
De ommekeer kwam niet veel later. Samen met mijn vriend werd ik zwaar op de proef gesteld. Zoals ik dat soms wel eens wil noemen. Een scheiding, een overval, ontslag en de dood werden binnen 2 jaar aan een stuk volgend aan ons voorgesteld.
Mijn leven voelde niet meer van mij. Niets kon ik doen of behelpen om een van deze situaties te vergemakkelijken. Ik wil wel, maar het kan niet. Je leeft je leven niet meer, je leven wordt geleefd.
Jaren later, as we speak, is dat nu. Droom ik over de toekomst. Ben ik blij als mijn studie is afgerond, wil ik dolgraag een huis kopen met mijn vent, kinderen krijgen en zorgen. Wil ik een baan, maar daarnaast ook huismoeder zijn. Denk ik niet in uren, in dagen of weken, maar in maanden. Ik loop maanden verder dan het punt waar we nu zijn aangekomen. Kerst is al voorbij, want mijn hoofd zit in de grijze massa van februari en maart. Zit in de zomer op het strand, zit bij mijn afstuderen en al bij een baan als schrijfster. Een glas wijn op de tafel, een boek waarvan de letters bijna allemaal op papier staan en boven een huilend kind op bed. Klinkt niet gek he?
Ik wil niet in het nu leven. Dat zeg ik eigenlijk al verkeerd. Ik wil wel, maar ik durf niet. Want de sprookjesachtige herinneringen en de dromen voor de toekomst, zijn veel mooier en maken het leven je leven in plaats van al die momenten dat mijn leven werd geleefd.
Ik gaf het uit handen omdat je niets anders kunt en dat doe ik nog steeds… omdat ik bang ben dat hetzelfde weer zal gebeuren. Dus romantiseer ik de toekomst maar en koester ik constant herinneringen die ik zo fijn vond.
Ik koester mijn verleden, voel me klaar voor de toekomst. Maar wanneer ben ik nou eens klaar voor het nu?